Iedereen (een) coach

Laatst vroeg ik een vriend van mij: wil jij mij coachen? Hij keek mij niet begrijpend aan: ‘Ik jou coachen? Jij bent toch zelf coach? Ik ben toch jouw vriend, toch niet jouw coach?’ het was alsof ik hem iets vroeg dat onze vriendschap te boven ging, of misschien moet ik zeggen: te buiten. En toch, doen goede vrienden niet juist dat? Elkaar coachen?

Schermafbeelding+2020-10-14+om+22.45.11.jpg

Nederland heeft een grote coach dichtheid. De ene helft van Nederland coacht de andere helft. Zo lijkt het soms. En waarom ook niet? Waarom niet: Heel Nederland coacht? Waarom zou niet iedereen coach zijn van een ander en zelf ook gecoacht (willen) worden? 

Het imago van psychologen lange tijd was: als je bij een psycholoog loopt is er iets mis met je – een imago dat psychiaters nog steeds om zich heen hebben hangen, maar zij maken dan ook nadrukkelijk deel uit van het medisch milieu, een milieu dat gericht is op het herstel van ziekte. Ook coaches hadden in de begintijd, de jaren ’70 – 90’, last van het denkbeeld dat als je een coach nodig had dan was er iets mis met je; je kon iets niet (goed genoeg) in ieder geval had je hulp nodig en een gezonde normale man of vrouw heeft geen hulp nodig, zeker niet in zijn of haar werk. En er zijn nog steeds heel wat arbeidsmilieus waar dit imago hardnekkig is. 

Problemen hebben, vraagstukken waarbij je wel wat hulp zou kunnen gebruiken, ergens in vastlopen; het getuigt in deze milieus niet van sterk zijn. Problemen los je zelf op en je praat er zo min mogelijk over. Iets niet kunnen staat gelijk aan het label ‘loser’. Het lijken mij niet de gemakkelijkste milieus om te werken, ook niet als coach. Vertrouwen winnen, je toegevoegde waarde bewijzen, het geldt natuurlijk in iedere coachrelatie maar hier moet er nog meer inspanning voor worden geleverd. 

Het vereist ook in deze tijd nog wel wat moed om toe te geven dat je vastloopt, dat je behoefte hebt aan iemand om mee te sparren, je dilemma’s tegenaan te houden of je problemen voor te leggen. Wij leven in een tijd waarin iedereen een winnaar moet zijn. Winner takes all. Winnen betekent succesvol zijn en dat meten we af aan…Tja, waaraan eigenlijk? Aan je promotiecurve? Aan je inkomensstijging, aan je bonussen? Je stijgende aandelen en opties? Je huis, tweede huis, je vakantiebestemmingen, je likes, je volgers, je auto? Iedere winnaar bestaat bij de gratie van een of meerdere verliezers. Meestal is de verhouding 1 : veel. 

Het is duidelijk lijkt me, de druk neemt toe, je moet ambitieus zijn en daarin ook nog een keer succesvol. We leven in een tijd van ieder voor zich, individualisme, consumptisme, groeiende eenzaamheid en depressie als volksziekte nummer een. Welcome in the roaring twenties. Wat is de rol van een coach in zo’n tijdsgewricht? 

In de literatuur vind ik vele omschrijvingen en definities van een coach. Een greep:

  • Iemand van buiten de organisatie die met behulp van psychologische vaardigheden een ander helpt om een meer effectieve leider te zijn

  • Iemand die ervaringsleren faciliteert wat leidt tot toekomstgerichte vaardigheden en kunde.

  • Oplossingsgericht coachen geeft mensen de toegang tot (en het gebruik van) de rijkdom van ervaringen, vaardigheden, expertise en intuïtie die wij allemaal hebben.

  • Iemand die het initiatief neemt tot het creëren van ruimte voor liefde en onvoorwaardelijke acceptatie voor de duur van de coachingsrelatie zodat de coachee kan zijn wie hij of zij waarlijk is.

  • Coaching is het ontsluiten van iemands potentieel voor maximalisatie van de diens performance.

  • Een coach is deels adviseur, deels motivator, deels therapeut en deels een ingehuurde vriend

  • Coaching is niets meer (of minder) dan een set vaardigheden van geavanceerde communicatie, verbinding maken en wijsheid 

  • Coaching is een activiteit die resulteert in een continue verbetering van performance

  • Coaching is een conversatie tussen een leider en een individu of team resulterend in een continue verbetering van performance.

  • Coaching is maatwerk tussen coach, de coachée, de context en de specifieke condities die hebben geleid tot de start van de coachingsrelatie.

En zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan. Zoveel coaches, zoveel definities. Doet het er eigenlijk toe? Doet het ertoe wat een coach doet, wat coaching is en wat niet? Ja, soms wel. Het is wellicht handig om te weten wat een specifieke coach doet wanneer je op zoek bent naar een coach. Wat mag je verwachten? Hoe werkt deze coach? Welke expertise heeft ze in huis.  

Een veel voorkomende stelling is immers dat een coach ingevoerd moet zijn in de context van de coachee. Als coach van top management en bestuurders moet je bekend zijn met het krachtenveld en de context waarin deze vrouwen en mannen dagelijks werkzaam zijn. Kun of mag je leidinggevenden coachen als je zelf geen enkele leidinggevende ervaring hebt. Mag je allochtone jongeren (en ook volwassenen) coachen als je niet bekend bent met hun cultuur? Ik laat de vragen nog even open hoewel velen ze ontkennend zullen beantwoorden. 

Een andere reden is dat een heldere definitie helpt om het vakgebied (?) te onderscheiden van andere gebieden die vergelijkbare aanspraken zouden kunnen maken en soms ook daadwerkelijk maken. Want wat is nou precies het onderscheid tussen een coach, een adviseur, een mentor, een raadsman, een tutor, een leraar, een counselor, een therapeut, of…een vriend?

Terug naar mijn vriend. Waarom zou hij mijn coach niet kunnen zijn? Ik vroeg het hem. ‘Nou, daar heb ik geen opleiding in gehad,’ was zijn reactie. Misschien we een terechte reactie, want wordt of worden er niet specifieke kennis en vaardigheden verwacht van een coach? Ik noemde al het idee dat een coach voldoende bekend moet zijn met de context van zijn coachée om een daadwerkelijke bijdrage te kunnen leveren. Mij lijkt dat een voorbarig idee. Hangt dat immers niet af van de coachvraag? Inderdaad, als de coachvraag direct betrekking heeft op het professionele werkveld van de coachée dan is het idee niet onzinnig dat het helpt als de coach daarin (enigszins) thuis is.

Coaches kunnen allerlei achtergronden hebben: filosofie, psychologie, business domein, sport, spiritueel, religieus zelfs – waarom niet? Waren geestelijken niet eeuwenlang coaches voor menig gelovige hoe op het rechte pad te blijven, wie dat pad dan ook had aangelegd?

Dus nogmaals: waarom zou mijn vriend niet mijn coach kunnen zijn? Zijn vrienden dat niet altijd van elkaar? Is dat niet juist wat vriendschap ís? 

Aristoteles maakt onderscheid in soorten vriendschappen. Zo kent hij een vriendschap op basis van (al dan niet wederzijds) nut.  De ander heeft mij wat te bieden, in kennis, in kunde. Hij is handig en weet veel van auto’s of kan goed klussen en heeft zeer geavanceerd gereedschap dat ik graag van hem leen, liefst nog met hemzelf erbij. Als het nut verdwijnt, er hoeft bijvoorbeeld bij mij niks meer verbouwd te worden dan vervaagd ook de vriendschap. De gemeenschappelijke basis, de reden van de vriendschap is komen te vervallen. Een andere basis is genot, vrienden schenken elkaar genot, plezier. Het is prettig in elkaars nabijheid te verkeren, samen dingen te doen, sporten, op vakantie, stappen. Is het genot lichamelijk dan spreken we eerder van geliefden. Als derde vorm noemt Aristoteles vriendschap omwille van de persoon zelf. Ik ben bevriend met hem of haar om wie hij of zij is, met alle kanten van zijn of haar persoonlijkheid. 

Voor Montaigne is vriendschap van een hoger niveau. Hij haalt Aristoteles aan die schrijft dat goede wetgevers meer aandacht besteden aan vriendschap dan aan rechtvaardigheid. Het gemeenschapsleven vindt zijn hoogtepunt en vervolmaking in de vriendschap. De vier klassieke vormen van menselijke relaties, natuurlijke verwantschap, het gemeenschapsleven, de gastvrijheid en de erotiek, kunnen niet aan vriendschap tippen. Nee, voor Montaigne was ware vriendschap iets wat boven alle andere relaties verheven is. Bij vriendschap, zo gaat hij voort, heerst een totale, allesomvattende warmte die gelijkmatig en kalm blijft, een en al zachtheid en glans, die niets fels en verzengends heeft, in tegenstelling tot het minnevuur.

Ik vraag mijn vriend om mij te coachen omdat ik denk dat hij mij kent, dat hij het beste met mij voorheeft, mij niet naar de mond zal praten maar het vuur aan de schenen zal leggen zodat ik niet zwicht voor de gemakkelijkste weg. Hij zal zijn beste doen middels zijn vragen en reflecties mij uit te dagen zodat ik mijn grenzen verleg, buiten mijn comfortzone treed en misschien gedachten en diepe wensen formuleer waarvan ik niet wist dat ik ze kond hebben of had. Hij zal mij helpen mijzelf dieper te doorgronden, mijn vraagstukken, problemen en issues van onbelichte kanten te bekijken. Hij zal advocaat van de duivel spelen, mij behoeden voor al te gemakkelijke en snelle conclusies. Hij zal dat alles doen zonder enig eigen belang, alleen omdat hij van mij houdt, omdat hij mij vriend is en ik de zijne. Voor hem zal ik te allen tijde hetzelfde doen.

Dus waarom zou mijn vriend een eerst een opleiding tot coach gevolgd moeten hebben? Toch is daar veel voor te zeggen. Niet zozeer voor mijn vriend maar meer in het algemeen. Het belangrijkste dat een coach de relatie binnen brengt is zichzelf. Een gedegen portie zelfkennis lijkt daarom een eerste vereiste. In de relatie met de coachée vinden voortdurend spiegelprocessen plaats. Daarop moet de coach alert zijn; wat is van de coachée en wat is van de coach. Naast gericht zijn op de coachée is de coach dus ook voortdurend aan het reflecteren op zichzelf en zijn of haar innerlijke processen, teneinde de relatie zuiver te houden en projectie en overdracht te voorkomen.

Van een coach mag je verwachten dat hij excelleert in de kunst van het vragenstellen. En dat is niet iedereen gegeven van nature. Dus daarin is heel wat te leren. Iets anders wat niet mag ontbreken in het repertoire van de coach is het herkennen van patronen bij de coachée. De psychologie levert daarvoor diverse modellen en theorieën. Denk bijvoorbeeld aan inzichten uit transactionele analyse of de theorieën van systemisch werken, familie opstellingen, organisatie opstellingen.  Iets anders is het opsporen en blootleggen van aannames, overtuigingen en ideaalbeelden. Verder is het handig om thuis te zijn in allerlei mogelijke interventies, uit de veranderkunde, psychologie, biologie, business theorieën. Kennis van modellen uit psychologie en management- en organisatiekunde zijn handige hulpmiddelen om zaken inzichtelijk te maken of een plek te geven. Beschikken over kennis rond leren en leiden. Ik realiseer me dat deze greep zeker niet volledig of uitputtend is.

Een coach zal niet over alle bestaande kennis, theorieën en modellen beschikken. Hij of zij heeft haar eigen benadering, haar eigen aanpak, eigen visie op werk, relaties, mensen, groei en samenleving. Deze eigen blauwdruk zal op de achtergrond altijd een rol spelen. Daarom is zelfkennis zo essentieel voor een coach alvorens een coachingsrelatie aan te gaan. Misschien is het zelfs een sine qua non.

Thomas Leonard zegt ergens, aangehaald door Vikki Brock: ‘Iedereen is een coach, want coaching is slechts een set van communicatie skills, kunnen verbinden en wijsheid. Maar nu ik verder kijk,’ zo gaat hij verder, ‘zijn de implicaties veel groter. Als iedereen zichzelf als coach zou zien – ongeacht zijn of haar beroep of opleiding – dan zou iedereen meer zelfvertrouwen hebben. Ze zouden willen leren beter te worden in hun communicatie, zichzelf verheffen naar deze hogere rol: het coachen van anderen. En ze zouden naar zichzelf en de wereld gaan kijken met heel andere ogen, met betere ogen,’ zo voegt hij er nog aan toe.

Previous
Previous

Jasper Rienstra over Holacracy